sluizen

sluizen

Het Paard

Het Paard

Inleiding.

Het Paard is, te midden van de andere stukken, een vreemde eend in de bijt. Wordt de rest gekenmerkt door een absolute rechtlijnigheid, het Paard is de grillig- en onvoorspelbaarheid zelve. Ze springen over de andere stukken heen, huppelen wat rond op zoek naar buit en maken de hele koninklijke familie belachelijk met een goed geplaatste vork. Wie het Paard de vrije teugel laat, komt vaak van een koude kermis thuis.
In diagram 1 en 2 zien we daarvan een mooi voorbeeld. Het eerste komt uit een blitzpartij van twee amateurs. Hoewel Wit overduidelijk gewonnen staat, gaat ie er toch aan.

Diagram 2 laat een stelling zien uit een blitzpartij tussen Anand en Ivanchuk, toch geen kleine jongens. Ook daar zorgt een Paard voor een catastrofe. 


Diagram 1 en 2




63. …, Pf2; 64. Le2, Pxg4; 65. a6, Pe5; 66. a7, Pc6+ ; 
67. Kc5, Pxa7;  68. Kb6, Pc8+;69. Kc7, Pe7; 
70. b4, Pd5+; 71. Kd6, Pxb4; 72. Kc5, Pc2; 
73. Kc4, Kg3; 74. Kc3, Kf2; 75. Lc4, Pe1;  
76. Kd4, Pf3+; 77. Ke4, Pd2+; 78. Kd4, Pxc4







Anand – Ivanchuk, 
World Blitz Moskou 2007










29. Pdf3?, Ph5!;  30. Tg1, Kh8 (wit dreigt Txh5 met daarna aftrekschaak); 
31. Ph3 (een eens zo machtig Paard is op zijn retour), Lc8; 32. Pf2, Pf4 ( mooi veldje)
33.Pxe5 (Paard wordt wat verwaand en schakelt de verdediger van Pf4 uit)
Pe2 (whauw, daar staan een Toren en een Paard in)
34. Te1, Pd4; 35. Peg4, Pf3 (en nu twee Torens)
36. Pf6, Td8;  37. Pd5, Tb7 0 – 1.

Opmerkelijk: Paard rolt min of meer in zijn eentje zo’n stelling op.
Paarden dienen dus met respect behandeld te worden
en dat gaan we vanavond doen.
We gaan nu in op een paar kenmerken van het Paard (functies en  eigenschappen).


Kenmerken Paard

  • Gebruikelijk is het om een Paard een waarde van drie punten toe te kennen, net als de Loper. Maar de waarde van een Paard is veranderlijk en neemt toe naarmate hij verder op het bord oprukt. Op de vijfde rij is het sterker  dan een Loper en op de zesde rij is het meestal sterker dan een Toren.
  • Paarden zijn korte –afstandlopers. Je hebt er meestal meerdere zetten voor nodig om ze te krijgen op het veld waar je ze hebben wilt.
  • Paarden zijn bij uitstek geschikt om vrijpionnen te blokkeren. Reden: een Paard dat voor een vijandelijke pion staat, verliest niets van zijn beweeglijkheid.
  • Omdat Paarden niet geblokkeerd kunnen worden door pionnen, doen ze het uitstekend in gesloten stellingen.
  • Bij eindspelen waarbij de strijd zich aan één kant van het bord afspeelt, doen zij het ook prima.
  • Paarden voelen zich het prettigst als ze op een vooruitgeschoven steunpunt zitten (waarvan ze niet door een pionnetje verdreven kunnen worden). Het vinden van de weg om ze daar te krijgen, is een kolossaal onderdeel van de Paardstrategie.

Het Paard als ultieme blokkade-opwerper.
            Wit aan zet



Zowel de Loper van Zwart als het Paard van Wit blokkeren een vrijpion. Maar wat een verschil! De Loper fungeert louter als verdediger, het Paard valt ook nog eens de pionnen e6 en g6 aan, waardoor de Koning van Zwart aan zijn plaats gebonden blijft.  Wit wint dit op simpele wijze. 1. Kb4, Le8; 2. Ka5, Ke7; 3. Kb6, Kd7; 4. Kb7, c6;  en ’t is uit.





          



Zwart aan zet
Het Paard als meester bij gesloten stellingen
Het Paard als aanvaller van zowel witte als zwarte velden.

Het paard dreigt naar d3 te gaan om vervolgens pion c5 op te eten, de Loper kijkt machteloos toe. Als Zwart nu uit pure wanhoop 1. .., a5; speelt, wordt hij op de volgende manier opgerold:
2. Pd3, a4; 3. bxa4, Ld7; 4. Pxc5 (4. a5 wint natuurlijk ook)  en slaat een pion op een zwart veld, valt de Loper aan die op een wit staat en dekt de a4-pion die ook op een wit veld staat.



Oefenopgave




Zwart aan zet

Topalov – Ivanchuk








Beoordeel de stelling. Wie staat het best?

Wit: ruimtevoordeel in het centrum en op de Koningsvleugel; een prachtige Loper; de pion op b5 voor het grijpen.
Zwart: ruimtevoordeel op de Damevleugel; druk op de pionnen a3 en c2; maar een geit van een Paard. Het bindt de Dame aan zijn verdediging en vrijwel geen veld waar het heen kan.
Wat te doen?
Zorgen dat je geit weer een Paard wordt!!

19. .., Pd7; 20. Ta2, Pb8; 21. 0-0, Pc6; 22. Dd2 (Dd3 verliest op Pb4), Db6+ (Koning moet naar de hoek. Voordeel: maakt mat op de onderste rij mogelijk en de Koning staat niet in de buurt van het centrum, wat bij menig eindspel een nadeel  is).  23. Kh1, Da5; 24. Dxa5, Txa5;  en nu heeft Zwart dreigingen als … Pb4, …Pd4,  en … Tca8, allemaal gericht tegen de kwetsbare pionnen a3 en c2.




Wit aan zet

M. Ruiz – C. Balogh, Heraklion 2007








De e-pion geeft Wit ruimte in het centrum. Wit ziet een steunpunt voor zijn Paard op f5 en zou die Loper op b7 daar niet staan, dan vertoont de zwarte stelling een mooi gat op c6.
Voordat Zwart iets agressiefs gaat doen zal ie eerst willen rokeren en dat geeft Wit tijd voor:
11. d4, 0-0; 12. e5!, Lxg2 (12. .., Pd5 was waarschijnlijk beter geweest)
13. Kxg2, Pd5; 14. Pc6, Pxc3; 15. bxc3,  De8; 
16. Dd5 (het Paard op c6 verlamt het hele leger van Zwart),  Kh8? (16. .., Pa4; 17. Ld2, Lc5;  is er nog hoop voor Zwart)
17. La3, f5; 18. f4, Tg8; 
19. Tad1, Lf8; 20. Pd8!! (normaal  rukken Paarden niet zo’n eind op, maar de dubbele dreiging van 21. Pf7+ en 21. Dxa8 wint op slag), Txd8; 21. Dxd8, Da4; 22. Lxc5, Lxc5;
23. Dd2, De4+; Tf3,   1 – 0.



De anti-paardstrategie.

Tot nu toe hebben we het Paard behandeld als een superheld. Maar het is wel een held met tekortkomingen.
  1. Het is een korte afstandloper.
  2. Het stuk kan volkomen gedomineerd worden.

Het meest vernederend is het voor een Paard gedomineerd te worden door zijn naturlijke doodsvijand: de Loper.

 1. Ld5!, Kf6;  
 2. a5, Ke5 (…, Pe6; 3. Lxe6, Kxe6; 4. a6, Kd6; 5. a7)
 3. a6,  Kxd5; 4. a7












zwart aan zet


1.., g4; 2. Pg1, f3!









Paarden verliezen een groot deel van hun sterkte als je ze hun vooruitgeschoven steunpunten  weet te ontnemen of  als je er voor weet te zorgen dat zij daar niet komen kunnen.

  1. Galkin – E. Romanov, 60ste kampioenschap van Rusland 2007
Wit aan zet
Pionnen kunnen paarden dus aardig dwarszitten. Hier hoopte Paard h5 zich op f4 te kunnen nestelen, maar dit werd verhinderd door g3. Wil het Paard nog meedoen aan het spel, dan zal het terugmoeten.
Paard b7 ziet een mooie toekomst voor zich op c5. Is het daar aangekomen en Wit verjaagd het met b4, dan kan het slaan op d3 of uitwijken naar a4. Deze droom verstoren we met het eenvoudige b4!
Het gebruik maken van pionnen om de activiteit van vijandelijke paarden in te tomen, is dus een uiterst belangrijk strategisch idee.


                                 
Testopgaven

Test 1



Geef de eerste twee zetten van Wit











Test 2



M. Szelag – T. Radjabov, Litohoro 1999. 

Zwart aan zet.









Test 3


Tal – Soloviev, Riga 1955. 

Wit aan zet









Test 4


Xie Jun – B. Larsen, 
vrouwen tegen veteranen 1994

Wit aan zet










Antwoorden bij de tests.

Test 1.

1.      g6!, h6; 2. Pe1!
Wit heeft de tijd en verbetert eerst de positie van zijn slechtste stuk: Pc2. Het concept van het rustig overbrengen van je stukken naar hun beste velden, wordt vaak over het hoofd gezien.
Grootmeester Jesse Kraai tijdens een lezing: “ Slechte spelers spelen vooral met hun fijne stukken. Het is het kenmerk van goede spelers dat zij pas op avontuur gaan als ze de problemen van hun slechte stukken hebben opgelost”.
2.      .., Tf8;  3. Pd3, Txf1+; 4. Txf1, Ld6; 5. Pc5, Lxc5; 6. dxc5, De7; 7. Lf4, 1 – 0

8. Lxc7 kan niet worden verhinderd en daarna valt e6 + de rest van de zwarte stelling.

Test 2   

De stelling van Wit lijkt okay: Zwart heeft een slechte Loper, zijn Paard dreigt niets en zijn pionnenstructuur is minder (drie pionneneilandjes versus twee). 
Echter! Zwart drukt op pion f4. Als één van de verdedigende Torens kan worden weggelokt, wint Wit een pion. Het centrale eilandje ontneemt Wit diverse velden. Het Paard van Wit op d3 doet niets en dreigt niets.
Zwart moet dus zien de druk op f4 op te voeren of één van de Torens weg te jagen.
22. .., Pb8!;  23. Kg1, (23. g3, faalt op 23…, e5; 24. Td1, d4; 25. Pb1, g5 en loper b7 is ook een moordwerktuig geworden)  Pc6; 24. Td1, Txf4;25.  Txf4, Txf4; 26. g3, Tf6; 27.Te1, Pd4; 
28. Ld1, Kf7; en zwart won.

Test 3

Zwart heeft zijn Paard teruggespeeld naar f8 en wil nu naar e6 om van daaruit invloed uit te oefenen op d4 en f4. Tal vindt dat geen goed idee en verhindert dat met 13. d5.
Na 13. .., P6d7; 13. h4, ..; kwam Tal duidelijk in het voordeel en won.

Test 4    

Paard c3 staat daar niets te doen, dus wil het naar c4 om zich in de strijd om b6 en d6 te mengen: 22. Pb1 (maakt meteen c3 mogelijk om Zwart veld d4 te ontnemen)
Het eind is wel lollig. 22. .., Lf8; 23. Pd2, Lc5; 24. Pdc4, Lxb6; 25. Pxb6, Kf8;
27. Tad1, Tf8; 28. Pxc8, Tfxc8; 29. Td7+, Kf6; 30. Lxe6, fxe6; 31. g4!, 1 – 0.
Er is geen goede verdediging tegen de dreiging T1d3 gevolgd door Tf3 mat.

Bronvermelding:
Bovenstaande tekst  en diagrammen zijn een samenvatting van
het hoofdstuk ‘Knights, Psychopaths of the Chessboard,
uit: ‘How to reassess your chess, 4th edition van Jeremy Silman.